Voor het eerst in de 52-jarige clubgeschiedenis van St. Louis Blues heeft het beslag gelegd op de Stanley Cup. Het won Game 7 in Boston met 4-1 en besliste daarmee de finale. Een bijzonder verhaal, want de Blues stonden in januari nog stijf onderaan in de competitie en maakte één van de meest indrukwekkende comebacks in de recente sportgeschiedenis.
ST. LOUIS ONDER DRUK
In het eerste deel van de wedstrijd waren de Bruins de bovenliggende partij. Het kreeg kansen genoeg om de score te openen, maar keer op keer had Jordan Binnington een antwoord op de schoten van de Boston-aanval. Vooral dankzij de goalie bleef het lang 0-0.
In de slotfase van de periode deelden de Blues twee mokerslagen uit. In de 17e minuut pakte het een 1-0 voorsprong door een re-direct van Ryan O’Reilly op een schot van Jay Bouwmeester. Zeven seconden voor de zoemer legde Alex Pietrangelo op knappe wijze de tweede treffer in de touwen achter Tuukka Rask.
BOSTON OP JACHT
De Bruins moesten nu op jacht naar een snelle aansluitingstreffer, maar die kwam er niet. Hét keerpunt was de fantastische save van Binnington halverwege op de inzet van Joakim Nordstrom.
Twee minuten daarna deelden de bezoekers de K.O. uit. Tarasenko bereikte de inschaatsende Brayden Schenn en die haalde via de paal uit voor de derde treffer. Om er zeker van te zijn dat Boston niet meer terugkwam in het duel, maakte Zach Sanford in de 56e minuut zijn eerste playoff goal van het seizoen; 0-4. De thuisploeg deed nog verwoede pogingen en kwam nog wel op de scoresheet. Matt Grzelcyk bepaalde de stand, met Rask op de bank, op 1-4. De Blues troefden de Bruins af door voor de derde keer in Boston te winnen, waarmee het voor het eerst de Stanley Cup veroverde.