Zondag was het 11 november. Wapenstilstand. Remembrance Day. Honderd jaar geleden eindigde WO I op 11 november. Nog steeds eren we die dag want op 11 november 1918 zwegen de wapens eindelijk, na vier jaren van kommer en kwel. Vier lange oorlogsjaren van een bloedig conflict dat voor de allereerste keer de gehele wereld in zijn greep hield en waarbij een hele generatie van jonge mannen ernstig werd uitgedund.
In Flanders Fields where poppies grow …
De klaproos is nog steeds hét symbool van Remembrance Day, die in het hele Gemenebest nog zeer ernstig wordt herdacht. Wie Gemenebest zegt, denkt uiteraard ook aan Canada. En Canada betekent natuurlijk ijshockey.
Als de plicht roept …
In deze tijden is het misschien moeilijk te begrijpen, maar toen de wereld voor de eerste keer in brand stond, meldden heel wat jonge kerels zich aan om de wapens op te nemen voor het grotere goed. Ook heel wat ijshockeyspelers voelden zich geroepen. Helaas, de Eerste Wereldoorlog was voor iedereen net zo wreed als voor de ijshockeygemeenschap.
Een greep uit de geschiedenis …
Zeven van de acht leden van de Winnipeg Falcons, de kampioen van de Independent Hockey League in 1915, meldden zich aan om in de Eerste Wereldoorlog te strijden voor Canada. Twee van die spelers, Frank Thorsteinson en George Cumbers, sneuvelden in Frankrijk. De overgebleven vijf keerden na de oorlog terug en herbouwden het team dat in 1920 de Allan Cup won. Interessant detail: die overwinning leverde hen het recht op om Canada te vertegenwoordigen op de 7de Olympische Spelen van 1920 in Antwerpen, waar ze de allereerste Olympische gouden ijshockeymedaille veroverden, opgedragen aan hun gevallen kameraden.
‘One-Eyed’ Frank McGee scoorde een Stanley Cup-record van 14 doelpunten in één wedstrijd voor de legendarische Ottawa Silver Seven in hun beroemde 1905-reeks tegen de Dawson City Nuggets. Acht van zijn veertien doelpunten werden achter elkaar gescoord in minder dan negen minuten. Hierdoor spurtte Ottawa naar een 23-2 overwinning. Deze is nog steeds het meest onevenwichtige spel in Stanley Cup-geschiedenis. McGee was tevens één van de veertien leden van de inaugurele klas van de Hockey Hall of Fame in 1945. Hij was echter ook één van de 24.029 Canadese soldaten die sneuvelden in de Slag aan de Somme, en één van de 11.169 vermiste slachtoffers die herdacht worden met het ‘Vimy Ridge’ Monument in Pas-de-Calais, Frankrijk.
Hockey’s grootste verlies was misschien wel Hobey Baker. De eerste Amerikaanse superster maakte naam als speler voor Princeton University, waar hij records verpletterde. Na het einde van zijn studententijd vervoegde hij zich bij de US Air Force in de Eerste Wereldoorlog, waar hij diende bij het Lafayette Escadrille. Als ervaren piloot ontving hij het Oorlogskruis voor ‘uitzonderlijke dapperheid onder vuur’. Toen de oorlog ten einde liep, vloog hij nog een laatste testvlucht voordat hij naar huis terugkeerde. Het noodlot sloeg echter toe. Zijn vliegtuig stortte neer en hij stierf op 26-jarige leeftijd. De Hobey Baker Memorial Award wordt, in zijn nagedachtenis, elk jaar uitgereikt aan de topspeler van de NCAA . Ook hij werd in 1945 opgenomen in de Hockey Hall of Fame.
In ‘Terlincthun British Cemetery’ in het Franse Wimille rusten behalve de 4.378 stoffelijke overschotten – waarvan 3.380 geïdentificeerde – van Britse, Indiase en Canadese soldaten ook meer dan 200 strijders van andere nationaliteiten: Russen, Polen, Amerikanen, en zelfs enkele Duitse krijgsgevangenen. In één van die Canadese graven ligt Thomas W. McKenzie, Sergeant van de Canadese veldartillerie die op 7 november 1918, net vòòr de wapenstilstand, sneuvelde. Wat heeft McKenzie nu met ijshockey te maken? Wel, hij is de grootoom van niemand minder dan … Don Cherry. Wie kent ‘Grapes’ niet? De legendarische NHL-speler en -coach en berucht in ijshockeymiddens voor zijn ongezouten mening en flashy pakken in ‘Coach’s Corner’ tijdens ‘Hockey Night in Canada’.
(Met dank aan Melanie Epp van ijshockeyclub Ghent Ghosts voor de foto’s)